14 april 2018

Op de akkers van de dood

Een dag.

Het is je tweede rouwdienst in twee dagen.

Veel beelden schuiven door elkaar heen, sinds de vorige dag. Je kijkt rond, naar de mensen. Je kijkt naar de beelden die door je heen bewegen.

Je had het al gezien en gevoeld, de voorbije dagen en weken. Hoe het verlies dat eraan zat te komen sporen naliet in dierbaren. Misschien waren het geen sporen in het zand, nog niet.

Je kijkt rond, naar de mensen. Het is een rustgevende gedachte, enigszins, dat er zoveel verhalen zijn in deze ruimte. Het is alsof je die ziet zweven boven de hoofden. Ze drummen een beetje tegen elkaar aan. Even machteloos misschien als de hoofden daaronder.

Hoe het juist zit weet je niet, maar het is alsof je een afwezigheid zou willen bereiken, zou willen kunnen aanraken. Nadien denk je dat dat misschien via de aarde zou kunnen gaan. Misschien zou er zo een soort verbinding kunnen komen. (Al weet je dus helemaal niet wat die gedachte zou willen zeggen.)

Je ziet hoe een vriend naar voor stapt, met een zwaarte op zijn schouders. Je hoort een leven. Je hoort hoe het zindert. Je hoort de liefde in een vriendschap. En dat wat nu niet meer overbrugd kan worden. Tenzij haperend. Aan deze en gene kant van de grens van het leven. Het is mooi hoe hij daar breekbaar staat, zijn brief voor te lezen.

Je ziet hoe een broer naar voor stapt. De zwaarte zal iets later komen, zo zul je zien.

Je denkt aan iemand die er nu niet bij is, hier. (Misschien wil je er ook voor haar een beetje zijn.)

Je denkt aan meisjes die hun papa verliezen.

Er is een koppige aanwezige afwezigheid.

En je denkt aan wat het betekent om actief te zijn in de wereld. Er zijn plekken waar je kunt staan, de een hier de ander daar. En misschien is alles goed. En je denkt aan wat het betekent om moedig te zijn.

(Het blijft verwarrend hoe verhalen die de jouwe zijn tussen de andere schuiven. Misschien is het onvermijdelijk dat je ook aan jezelf denkt. Misschien is het ook goed dat het kantelende leven van een ander je doet denken aan je eigen tasten.)

Je ziet de foto’s. Je probeert doorheen de foto’s iets te zien van de ziekte die naar dit moment leidde. Het is alsof iets tussen jou en dat zien in komt staan. Ook hier zou je de aarde kunnen gebruiken, om te voelen hoe je van hier naar daar kunt gaan. Je weet dat het zal komen, tussen nu en straks, zoals het altijd komt.

(Je denkt aan je beste vriend. Alsof je hem dicht bij dit leven zou willen houden. Al weet je niet goed wat het betekent. Alsof je het leven wil voelen, misschien is dat het.)

Je weet dat het zal komen, tussen nu en straks, zoals het altijd komt.

De muziek is mooi. Het klopt dat ze hier en daar hapert af en toe. Zoals het leven hier en daar hapert af en toe.

Je vraagt je af of je zelf wild leefde. Het lijkt een onbeleefde gedachte, maar ze komt je bezoeken.

De dienst loopt naar een einde.

En dan klinkt dat ene nummer. Vanaf de eerste akkoorden herken je het meteen. Het is alsof ze een deur openen. Het komt.

Een radeloze kwaadheid golft over je heen. Hoe kwaad je bent, op die kloteziekte.

Je trilt, terwijl je daar staat in de rij, klaar om voorzichtig afscheid te nemen. Je buigt je hoofd.

Je krijgt een kaartje van de meisjes, nu zonder papa. Je durft hen nauwelijks aan te kijken.

Buiten wil je mensen aanraken, of niet, of wel, je weet het niet goed. Die kwaadheid, ze woelt door je heen.

Je probeert iets te zeggen aan mensen die je ook zou willen aanraken. Zij verliezen een beste vriend. Je zou iets willen zeggen dat iets zachter maakt. (En je voelt tegelijk vooral hoe kwaad je bent.) Misschien is het niet zo erg.

(En hoewel je het niet wilt, zie je in je hoofd hoe je zelf tussen controles zit. Vorige week, volgende week, en nog een later. Hoe ze jou in het leven zullen kunnen houden, hopelijk. En hoe onwezenlijk dat ook is. Waarom jij wel? Verwarrende kwaadheid.)

De verhalen kijken zwijgend toe hoe de mensen een beetje tegen elkaar aan drummen.

Misschien kan alleen de aarde de rusteloosheid dragen. In trage sporen. Ze herinneren zich de dingen.

Op weg terug naar huis blijven vragen door je hoofd gaan. Iets over de plek waar je in de wereld staat, en iets over moed. (Die vraag die steeds naar je terugkeert.)

Het wordt nog een mooi gesprek met een dierbare vriendin. Ze begrijpt meteen waarom die vragen door je hoofd gaan, en ze zegt de juiste dingen.

Later die namiddag moet je even gaan liggen, de dingen leggen zich even neer.

Later die avond zit je in een wervelend concert. Je hoort de geweldige zangeres zingen over Revival Day. De muziek zindert, als het leven. De oude Bessie Smith is ook aanwezig. De muziek troost.

Geen opmerkingen: