02 juli 2017

Nachtwandeling

‘Laten we nog een stukje verder gaan.’
‘Waarom?’
‘Ik wil niet dat dit al stopt.’
‘Ik eigenlijk ook niet.’
‘Je had dat ook mogen zeggen. Je moet niet bang zijn.’
‘Nee?’
‘Nee, natuurlijk niet. We zijn nu hier al, en hier is verder dan daar. En misschien zullen we vanaf nu wel altijd verder dan daar zijn.’
‘Dat is een mooie gedachte. Ik weet nooit goed wie wat als eerste moet vragen.’
‘Misschien zijn we allebei een beetje bang. Een beetje maar.’
‘Maar de nacht heeft veel geduld met ons.’
‘Soms stap ik te snel, ik weet ook niet goed waarom eigenlijk.’
‘Wat zou er gebeuren als we trager zouden stappen?’
‘Misschien zou je me aankijken, en zou ik terugkijken.’
‘En dan?’
‘Sssjjjt… Niet vragen.’
‘Wat zou de nacht denken?’
‘Wat denk jij? Jij hebt goede contacten daarboven.’
‘In de nacht is er een moment van gewichtloosheid. In dat ene moment is alles mogelijk. Je kunt zien hoe de dingen zouden kunnen zijn. Al die dingen die ons binden, littekens en verdriet, angst en te grote dromen, ze zijn er heel even niet. Ze kijken gewoon toe. En daar kun je de dingen zien.’
‘En geeft de nacht dat moment aan iedereen, of alleen aan sommigen?’
‘Aan wie ervoor openstaat, denk ik.’
‘En is dat ook op een bepaalde plek in de nacht?’
‘Het is de hele tijd hier, terwijl we stappen.’
‘Dus nu eigenlijk?’
‘Ja, ik denk het wel.’
‘Heb je nog iets gedroomd?’
‘Ja, maar niet zo’n heftige droom als de jouwe. Ik ben daar trouwens nog altijd over aan het nadenken. Ik werd wakker uit een droom. Het was niet zo’n fijne, al weet ik niet meer juist waarover het eigenlijk ging. Ik weet nog wel dat ik bij het wakker worden meteen aan jou dacht.’
‘Ja? Dat is wel lief. Het voelt wel goed, te weten dat ik daar bij jou was, een beetje toch.’
‘Ben je nog zo bang?’
‘Ik denk het wel, maar het verandert. Ik voel het.’
‘Het is nu midden in de nacht, we zijn hier, en het is nu. Misschien kunnen we heel even gaan zitten, en dan kunnen we dicht bij elkaar zitten. Heel even, en niets zeggen. En daarna gaan we weer verder. Zouden we dat durven?’
‘Als jij me aankijkt wel.’
‘Dat gaat lukken.’
‘Het kan zijn dat het toch niet lukt, maar dan mag je niet boos zijn.’
‘Nee, ik zal niet boos zijn.’
‘Ik ben blij dat ik je ken. Gewoon, ik wou dat nog even zeggen.’
‘Dat is goed. Ik ga je straks nog iets vertellen, na dit, hier.’

Geen opmerkingen: