20 november 2016

Er is ook nog een windje

Bach zou een goed idee zijn, denk je regelmatig in de loop van de week. Alsof er iets moet geheeld worden. Alsof we verloren gelopen zijn, ergens. Alsof we missen. Alsof we weer thuis willen komen.

Het ene moment heel snel werken. Razen door de woorden, die in een geut bij je binnenkomen, die je allemaal voor je ziet, die je onmiddellijk kunt kiezen, in elkaar puzzelen, in de juiste balans zetten, een klein beetje naar hier of naar daar kunt schuiven. Het andere moment voelen hoe de woorden stokken, hoe je niet meteen voorbij een verwarring komt, daar waar je in het modderachtig terrein van je hoofd komt.

Een gesprek met een dierbare vriend. Hij ziet alles, weet alles, zegt het allemaal, zij het voorzichtig. En dan ligt het daar allemaal recht voor je. Al die gedachten en woorden. Hij heeft gelijk, in alles, zoals steeds. Nadien ben je moe.

Je doet je best om iets goed uit te leggen, of om zelf te begrijpen wat je zou willen kunnen uitleggen, of om zelf goed te zien wat je zou willen begrijpen om het te kunnen uitleggen. Het lukt niet echt. Je voelt jezelf falen. Wat ook een deel van de menselijke conditie is natuurlijk. Het maakt je een beetje verdrietig.

Misschien zou je iets aan jezelf willen kunnen veranderen. Misschien niet.

De vergadering. Je ziet de woorden die de mensen zeggen. Je ziet waar ze naartoe gaan, hoe ze zich neerleggen naast elkaar, en over elkaar, en door elkaar. In je hoofd zie je een tekst die netjes een ordelijk rustpunt brengt in het kluwen. Raar, hoe je daar steeds in blijft geloven. En je ziet de tekst ergens in je hoofd, ook al moet die nog gemaakt worden. Netjes, met mooie letters. Ingedikt ook wel, maar er gaat een rust van uit. Als een plek.

Zou je dat kunnen zijn? Een plek die rust kan zijn voor een ander? En ben je dan zelf een tekst? Of toch gewoon blubber? (Of een boom natuurlijk…)

Het uur dat normaal van jou alleen is. Eten maken. De vaste rituelen. (En ja, soms de vaste recepten voor die dag.) De dingen in hun volgorde. De afwas. Alles weer een beetje netjes maken, alsof het klopt. En net dan is er nog een extra afspraak. Ze is interessant en nuttig. Maar zoveel uur later, midden in de nacht, moet je nog iets inhalen.

Tijdens een gesprek. Je concentreert je heel erg. Probeert de rol te zijn die op dat moment de jouwe is. Nauwkeurig. Naar het einde van het gesprek verschuiven de rollen een beetje, duwt iets je in een wat andere plek. Je vindt het niet gemakkelijk.

Een dag om wat in te halen. En ook een suboptimale buikdag. (Zoals je had verwacht.) Je vertrekt dus al maar wat eerder die avond van die speciale samenkomst. En je neemt je buik mee op weg naar huis.

Toestand. Maar je denkt eraan dat je je mooie jasje aan moet trekken als de televisiecamera in je woonkamer staat. De mevrouw naast de camera zegt – naast andere dingen – ook dat er veel groen is in je huis en dat het boek dat je aan het lezen bent heel goed is.

En die avond ook nog een late vergadering. En een nacht in vele etappes.

Nog een beetje rammelend in de ochtend. De dag trekt zich op gang.

Het vaste ritueel in de winkel. Je vraagt aan de mevrouw om ongeveer een halve kilo kaas. Waarna zij altijd op een blokje van 600 gram uitkomt. De schatting wordt dit keer in cocreatie uitgevoerd, en jullie eindigen op 506 gram. Het komt nog goed met de wereld, ongetwijfeld.

Straatactie. Iets in je hoofd is zacht. Een beetje onverwacht misschien. Of begin je iets te leren?

Je zit aan de tafel voor het panelgesprek. (Met ook het jasje.) Je doet je best om het interessant te maken. Iemand die je dierbaar is zegt je later dat je soms echt wel te ernstig kijkt. (Hoe komt het dat je dat nog nooit eerder hebt gehoord? Of bijna nooit? Of vaak?)

(Nadien, op weg naar huis. Iets als: wat je een leven geleden soms heel stiekem hoopte, dat het ooit zou komen, ooit als je heel oud zou zijn, iets een heel klein beetje, dat dat er al een heel heel klein beetje was, af en toe, sommige momenten. Niet alles is falen.)

En tussendoor denken aan Bach. En missen.

Later die avond. Ontheemd. En je zou willen. Het blijft in de modder voor de woorden. Je kijkt naar je handen. En je denkt aan iets. Even verloren. En je doet het toch maar.

Een mooie stem.

Met zachte tranen geef je je aan de nacht. Je bent weer thuis.

Geen opmerkingen: