25 september 2016

We gaan liggen in de tijd

Goede vriend Willy

Het is weer tijd voor mijn jaarlijkse brief aan jou. Het is niet zo gemakkelijk. Aan de ene kant is het een terugkeer op vertrouwd terrein. Aan de andere kant is het ook een beetje alsof je zit te wachten op die brief. En misschien wordt die daardoor niet zo goed als hij zou moeten zijn, ik weet het niet. Het geeft ook niet, waarschijnlijk.

Vandaag was het weer die dag. Er waren weer honderden mensen die kwamen fietsen of wandelen. En misschien weet niet iedereen wie die man is of was in de naam van die fietstocht. Velen weten het wel, en dat is goed.

Ik had het er al eerder over. Ik wil graag dat jij er bent, daar. Het is bovenal een speciaal moment voor alle slachtoffers van die gruwelijke stof die asbest is. Het gaat over hen allemaal, zo wilde jij het ook. Maar jij was een van hen, en ik wil dat jij er bent, op die dag, net als al die anderen.

Toen ik aankwam deze ochtend in Kapelle-op-den-Bos, dat laatste stukje in de trein, was het alsof ik je zag fietsen, naast het spoor. Het was alsof je heel erg opgewekt was, alsof je blij was dat ik kwam, alsof je me opwachtte. Het deed me een beetje denken aan wat je soms in die films ziet, dat er in het veld iemand op een paard rijdt en wuift naar iemand die in de trein zit. Het was een heftig gevoel, je was zo aanwezig. Ik was alleen in de trein, en jij was alleen daarbuiten.

Toen ik uitstapte en de straat overstak, was je al weg. Onderweg. Ergens naartoe.

Ik laat het niet zo merken, maar het is telkens weer een moeilijke dag voor mij. Het is vooral een dag die me heel erg nederig en klein maakt.

Ik kijk naar de vrouwen die er elk jaar staan, met de foto’s van al die slachtoffers. Zoveel mensen die er niet meer zijn. En ik kan alleen maar het hoofd buigen voor hen.

Ik kijk naar de dappere mensen die er elk jaar zijn en die weten dat zij waarschijnlijk ook aan de beurt zullen komen, dat zij ook op de lugubere wachtlijst staan. En ik zwijg, uit mededogen en uit gloeiende kwaadheid tegelijk.

En ik zie jouw familie. En weer dacht ik: ze worden groot. Het slaat nergens op, want ze waren het altijd natuurlijk al. Maar ik dacht dat ik dat zou zeggen tegen jou. Kijk Willy, ze worden groot, je kunt zo trots zijn op hen.

Het is ook raar, een beetje. Hoe zo’n dag verandert, elk jaar. Een deel blijft elke keer hetzelfde. En een deel verandert. We staan stil bij een moment van stilstand, toen. En tegelijk zijn we verder blijven gaan. En dat verandert de dingen ook. Vandaag had ik het gevoel dat we gaan liggen in de tijd. Het is iets heel anders dan verdwijnen en weg zijn. Het is je rustig neerleggen in een tijd die ook verder gaat. Het is goed en mooi, en het maakt me ook een klein beetje droef.

Ik keek naar al die mooie mensen die me dierbaar zijn geworden door hen daar te zien telkens weer, en ik dacht ook: we worden samen oud. We zien leven en dood door onze handen gaan. We herinneren ons wie jij was en wie jij bent voor ons. En tegelijk blijven we bij de tijd, zijn we de tijd. We kunnen zien waar je je hebt neergelegd, en dat is goed. En ik zie hoe jij alles ziet van daar. En wanneer je wilt, kun je gaan fietsen, in volle vrijheid. Je hebt nu geen last meer van de wind. Je hebt alle adem bij je. Je fiets staat scherp.

Ik wou veel mensen even aanraken vandaag, maar ik durfde weer niet goed. Een beetje verlegen, zoals ik al zei. En misschien is dat ook niet zo erg.

In de trein terug, bijna thuis, gebeurde er weer iets. Een vrouw liep door de middengang heen en weer met een klein jongetje. Het jongetje was aan het wenen. De vrouw probeerde hem te troosten. Toen ik opstond om me klaar te maken om uit te stappen, zag het jongetje mij. Grote verwonderde ogen. Ik wuifde naar hem, hij keek naar mijn hand, en wuifde weer terug. Het jongetje bleef kijken en wuiven en riep me na toen ik moest vertrekken. Om een of andere reden, dacht ik, had jij daar iets mee te maken.

Bedankt nog goede vriend, dat je me opwachtte. Je maakte het me een beetje gemakkelijker om uit te stappen en om daar te zijn vandaag. Daar waar ik wilde zijn vandaag.

Tot weer, jan

Geen opmerkingen: