18 september 2016

Iets met een cello

‘Kijk, ik heb een plaat van haar gekocht.’
‘Een plaat? Een CD zul je bedoelen.’
‘Voor mij is dat ook een plaat.’
‘Jij bent echt ouderwets.’
‘Ja, en mijn haar is te lang.’
‘Minstens.’
‘Gelukkig zijn we er, hier.’
‘Ja, eigenlijk wel.’
‘Het was een beetje moeilijk om de muziek te verlaten, en weer de gewone wereld in te gaan.’
‘Zouden we niet een beetje kunnen blijven daar?’
‘Ja, dat zou ik wel willen.’
‘Wat zouden we doen dan?’
‘Een verhaal vertellen. Dat is in, tegenwoordig, verhalen vertellen.’
‘Maar jij moet wel beginnen.’
‘Waarom?’
‘Daarom, jij hebt meer woorden.’
‘Ik geloof er niets van, maar goed. Soms zie ik het, in mijn hoofd. Het verhaal. Ons verhaal.’
‘En wat zie je dan?’
‘Zo’n beetje als een strook die is vrijgemaakt, in een dichtgegroeid bos of een overwoekerde tuin. De strook is er al. Het verhaal kan rustig zijn weg zoeken. Je kunt niet door de struiken kijken, en ziet dus niet waar het naartoe gaat, maar de ruimte is er al.’
‘En voor wie is de ruimte?’
‘Voor het verhaal. Op een of andere manier, maar vraag me niet hoe, loopt ons verhaal door. Niet af.’
‘Verwacht je dan iets van het verhaal?’
‘Nee. Het is er, het is zichzelf. Dat is genoeg.’
‘Dat is goed dan. Heb je die voeten gezien?’
‘Ja, natuurlijk. Eerste rij.’
‘Mooi, hoe al die dingen in elkaar pasten. Je wist soms zelfs niet eens wat ter plekke werd gespeeld, en wat net daarvoor opgenomen was.’
‘Nee, inderdaad.’
‘Als ik haar hoor, is het steeds alsof ik ergens ben waar ik wil zijn.’
‘Ik begrijp wat je wilt zeggen.’
‘Hoeveel moeite je ook doet, vaak ben je toch ergens waar je niet wilt zijn. Ook al weet je dat je nergens anders zou kunnen zijn, omdat het nu eenmaal zo gelopen is of zo, op dat moment, op die plek, of in dat seizoen van je leven, of wat dan ook. Je weet dat je de plek zou herkennen waar je zou willen zijn, als je er was.’
‘Dat herken ik, dat gevoel.’
‘Heb je soms het gevoel dat je er bent, daar?’
‘Ja, eigenlijk wel. Soms.’
‘Ga je me dan bellen? Misschien?’
‘Misschien. Waarschijnlijk durf ik het niet.’
‘Waarom niet?’
‘Gewoon, omdat ik het niet durf, omdat ik bang ben of zo.’
‘Doe het toch maar. Gewoon.’
‘Wie weet.’
‘En hoe zit dat nu met die vingers van jou?’
‘Dat vertel ik je nog wel eens.’
‘Zeker, niet nog eens.’
‘Jij hebt me ook nog een verhaal te vertellen trouwens.’
‘Ja?’
‘Ja. Ik herinner je er nog wel eens aan.’
‘Doe dat.’

Geen opmerkingen: