10 maart 2013

Daar is Victoria weer

Misschien is ze nog niet vergeten, Victoria. De mevrouw in het raam, met het boek van Goedele Liekens. De mevrouw van Wagner en Houellebecq. Pendelend tussen Sint-Truiden en Brussel-Noord.

Van de week was ik nog eens langs haar raam gepasseerd. Even kijken welke literatuur nu klaar zou liggen. Enkele tijdschriften, zoals Blik en Dag Allemaal. En ook vakliteratuur: Hoe vlot en snel Frans leren spreken en begrijpen. Hoe dat juist zit met het onderscheid tussen vlot en snel, dat moet ik nog even voorleggen aan de Taalunie. Even wuiven naar haar durfde ik niet echt, ik had de indruk dat er hard gewerkt werd in de straat. Achter de ramen dan. Stel je voor dat ik haar zou storen in haar arbeid, dat ze even de slappe lach zou krijgen, waardoor die verslapping uit zou breiden naar sommige zones van haar cliënteel. Er blijken mannen te zijn die daar de grappigheid niet van inzien, zelfs niet de lulligheid. Of zoiets.

Maar blijkbaar had zij mij wel gezien. Toen ik de dag daarna door de straat liep, kwam ze me ineens achterna gelopen. In haar schaarse outfit wiebelden er allerlei dingen in allerlei richtingen, maar een federaal statutair ambtenaar kan daar tegen. Wij zijn daar voor opgeleid. Ik was al blij dat haar outfit toch in een stemmige kleurenbalans zat. Niet zoals bij die Oost-Europese vrouwen in de andere straat, die van die roosfluorescerende en schreeuwlelijke dingen aan hebben. (Als ze al iets aan hebben.)

Dat ze het fijn zou vinden om nog eens even met mij te praten, zei ze. Ze had nog goede herinneringen aan de pauzes tijdens het Wagnerconcert. En ze beloofde me dat we het niet zouden hebben over Houellebecq. En aangezien ik graag praat met vrouwen met mooie ogen kon ik haar aanbod niet weigeren natuurlijk. We zouden elkaar de dag daarna zien voor een koffietje tijdens mijn middagpauze.

En zo geschiedde. Ze zat me al op te wachten toen ik aankwam. Nu zag ik de melancholie in haar ogen nog beter. Dat van die Dag Allemaal, dat was om haar publiek niet al te veel af te schrikken, zei ze. Ze had het nog eens geprobeerd van de week bij een van haar klanten. Ze vroeg of hij zich ook zo had gestoord aan die uitleg van bisschop Léonard over de mogelijke uitbreiding van de euthanasiewet naar minderjarigen. De man, die op dat moment onder haar lag, had haar vol ongeloof aangekeken. Al is verbijsterd in deze context misschien een beter woord. Ze had er nog aan toegevoegd dat ze ook wel veel problemen had met een vrij extreme vrijzinnige invulling van het recht op zelfbeschikking. Een mens is immers niet van zichzelf alleen, vond ze. De man begon nu helemaal rood te worden. Hij had zijn toupetje nog niet afgezet, hij zag er een beetje uit zoals die man van het gerecht in Antwerpen, die Liégeois, of hoe heet die, met die man zijn haar is er ook iets mis, en nu liepen de zweetdruppels achter zijn oor naar beneden. Hoe durft u, had hij geroepen, wie denkt u wel dat ik ben. Ze had zich verontschuldigd, en hem dan maar snel bevlekt ontvangen. Maar qua arbeidsvreugde was het toch weer een wat mindere dag.

Waar kan een mens troost vinden dit aardse tranendal, dat wilde ze van me weten. Oeps. Ik wou zeggen dat een chocolademuffin, bosbessenwijn, en zeker ook prelude en fuga XXIV uit het eerste boek van Das Wohltemperierte Klavier al wonderen doen, zeker als je dat stukje muziek om zeven ’s morgens kunt horen na weer eens te vroeg wakker worden. Dat van die mooie ogen had ik ook kunnen voorleggen. Maar ik had het gevoel dat er meer van mij verwacht werd. Het was dan ook internationale vrouwendag.

Ik moest ineens denken aan die strofe uit dat lied van Bob Dylan. Het kwam door die melancholie waarschijnlijk. It’s a restless hungry feeling | That don’t mean no one no good | When ev’rything I’m a-sayin’ | You can say it just as good. | You’re right from your side | I’m right from mine | We’re both just one too many mornings | An’ a thousand miles behind. Maar dit was ook niet het goede antwoord waarschijnlijk.

Dat het falen kan troosten, vertelde ik haar dan maar. Zoals het falen in de liefde, wat een bijzondere competentie is natuurlijk. Het gestamel en gestuntel, het niet weten wat te zeggen, de hortende omtrekkende bewegingen, en natuurlijk ook het niet bestand zijn tegen mooie ogen. Of het dagelijkse falen in je pogingen om ooit een goed mens te worden. Of pogingen om voor een verjaardagsfeest een terrine van groenten, met een omhulsel van spinazie, te maken die ook aan elkaar blijft hangen als je er een plak afsnijdt. Of het gerommel met woorden en zinnen, hopend dat ooit een mooie zin zal overblijven die langer dan even zou kunnen standhouden. Het gewone leven dus, voor mij dan toch. En de lichte vertwijfeling die toch kan ontstaan bij het reflecteren over dat existentiële falen kan natuurlijk verzacht worden met prelude en fuga XXIV. Of een chocolademuffin, wel met zachte binnenkant.

Victoria’s ogen begonnen helemaal te blinken. Wat mij dan weer nog meer verlegen maakte. Als ze nog eens een bisschop in de zaak kreeg, zou ze er zeker aan denken. Dat was een grapje, zei ze. Ze zou er altijd aan denken.

En ze vertrok weer. Er bleef een lichte vlaag van haar parfum rondom mij zweven. Een wat onbestemde geur, maar heel lekker. En ik besefte ineens dat het lang geleden was dat ik nog eens voor iemand oorbellen had gekocht. Een wat rare gedachte. Maar misschien had die ook iets met troost te maken.

Geen opmerkingen: